Verklarende woordenlijst bij architecturale stijlen doorheen de geschiedenis

Axiaalbouw bij een kerk
Axiaal (axiaalbouw)
Aangelegd langs een bepaalde as. Een as is een denkbeeldige rechte lijn die langs de lengte of breedte van een bouwwerk of bouwdeel getrokken kan worden.

Antropomorf
Ontwerp of voorstelling naar menselijke maatstaf aangepast of van menselijk vorm of gedaante.

Baldakijn (troonhemel)
Neerhangend of aan de muur hangende overkapping. Meestal achter of boven het hoofdaltaar geplaatst.

Centraalbouw
Bouwwerk dat in sterkt mate rond een middelpunt aangelegd is, met als plattegrond een geometrische figuur (cirkel, ovaal, vierkant).

Colonade (zuilengang)
Een rij zuilen die een overdekking dragen (zie de architectuur van de oude Grieken en Romeinen)

Contrasterend
Elementen met tegenstrijdigheden. In tegenstelling tot elkaar. Verschil makend.

Diffuus
Onbegrensd, naar alle richtingen verspreid, breed omslachtige stijl.

Esthetica
Kunstfilosofie. In architecturale kringen spreekt men over de filosofie van het bouwen of het bouwwerk zelf. Het uitzicht van het gebouw, het ontwerp en de filosofie tot het bekomen van dit ontwerp kan men opvatten als kunst. Esthetica kan gebruikt worden bij het bepalen van architecturale stijlen, zeker door de geschiedenis heen.

Façade (gevel) van een gebouw in St. Omer
Façade
Ook wel de gevel genoemd. Dit is het gedeelte van een gebouw dat zichtbaar is van buitenaf. Meestal werd dit in vroegere tijden overmatig gedecoreerd om de status van de eigenaar weer te geven.

Feodaal (leenstelsel)
Maatschappelijke orde met een onderlinge verplichting, trouw en privileges tegenover elkaar (bijvoorbeeld het lenen van grond.

Humanisme (in de architecturale wereld)
De hernieuwbare terugkeer van de bouwkunst van de klassieke oudheid toegepast op nieuwe gebouwen.

Grieks kapiteel
Kapiteel
Het kopstuk van een zuil of een pijler, die vaak versierd is met abstracte of figuratieve voorstellingen.

Keramiek
Ook wel aardewerk genoemd. De buitenkant ervan is glad gevormd door verhitting in een oven. Voornamelijk wordt hiervoor gebakken klei gebruikt of materiaal dat uit silicaten bestaat.

Koepel
Bolvormig gewelf op ronde, vierkante of veelhoekige grondslag.

Kroonlijst
Horizontaal versierde band van een bouwwerk dat meestal op zuilen ligt en zich bovenaan het gebouw bevindt.

Landhoofd
Romeins kapiteel in Arles
Overgang van een grondlichaam naar een brug of gelijkaardig. Bestaat uit een landhoofdbalk, vleugelwanden aan de zijkant en stootplaten. Een landhoofd zorg voor de ondersteuning van de brug zelf.

Monumentalisme
Bouwwerk waarin gestreefd wordt naar de uitstraling en het karakter van een monument. Aanschouwelijk, meestal groot en machtig gevoel gevend gebouw.

Mozaïek
Groot oppervlak bezet met kleurrijke steentjes die een afbeelding of tafereel voorstellen. Meestal werd dit toegepast op vloeren, soms op wanden. Vroeger werden luxe villa's in Griekenland en Rome rijkelijk versierd met grote mozaïeken.

Ornament bovenaan een poort van een huis
in Valenciennes.
Ornament
Versieringen in een onderdeel van het gebouw (soms overdreven versierd met allerhande krullen en boogjes). Komt vaak voor in pilaren, trappen en kroonlijsten.

Ornamentiek
Decoratie of versiering aan een gebouw.

Palladianistisch
Architecturale stijl dat zich kenmerkt door zijn harmonie en eenvoud waarbij men terug greep naar de bouwkunst van de oudheid (de tegenhanger van de Barok) (afgeleid van de Italiaanse architect Andrea Palladio).

Parlante
Gebouwen die hun eigen functionaliteit en identiteit uitleggen of aantonen. Vanzelfsprekende architectuur.

Plaveisel
Meestal gebruikt bij bestrating. Dit is een verharding opgebouwd uit losse elementen. Meestal worden hiervoor tegels, kasseien of klinkers gebruikt.

Portaal
Inkom van een gebouw.

Portiek
Overdekte ruimte dat uitspringt ten opzichte van de gevel waar zich een buitendeur in bevind.

Porticus
Een door zuilen (minder vaak door pijlers) ondersteunde uitbouw van een tempel of ander bouwwerk. Meestal bekroond door een timpaan.

Pilaster
Weinig vooruitstekende muurpijler of tegen een pijler aangebrachte verzwaring, voorzien van basement, schacht en kapiteel.

Peripteros
Griekse tempel waarvan de cella is omringd door één rij zuilen.

Rationalisme
Ideeënleer. Filosofisch denksysteem waarbij de rede de oorsprong is van ideeën. Dit systeem had als gevolg dat niet altijd alles even logish of uitvoerbaar is.

Risaliet (uitbouw)
Een gedeelte van een gevel dat in de hoogte, meestal over de hele lengte van het gebouw, naar voren uitspringt. Dit woord vindt zijn oorsprong in Italië afkomstig van risalto.

Rustica (bossage)
Bewerking waarbij blokken natuursteen aan de voorzijde ruw behakt worden om het muurvlak een ‘rustiek’ karakter te geven. Vaak toegepast bij Toscaanse bouwwerken van de vroege Renaissance.

Statica
Studie over de krachten en het evenwicht in een gebouw of lichaam. Dit komt voor uit de mechanica.

Stereometrie
Meetkunde van de driedimentionele ruimte.

Spant
Detail van een spant

Dragend element van een gebouw. Dit bestaat uit een min of meer 2-dimentionale constructie die meermaals om de zoveel meter voorkomt en dient om de lasten van het gebouw op te vangen en stevigheid te bieden aan de gehele constructie. Bij grote overspanningen wordt er veel gewerkt met vakwerkspanten die hun stevigheid verkrijgen door de driehoekige vebindingen in het spant. Spanten bestaan meestel uit hout of staal.

Tamboer
Timpanen aan de voorgevel van Mostero dos Jeronimos
(Lissabon, Portugal)
Ringvormige of veelhoekige onderbouw waarop een koepel rust, meestal voorzien van vensters.

Timpaan
Rijk met beeldhouwwerk versierd onderdeel van een gebouw.

Inleiding

Bouwstijlen:
Barok en Rococo (1600-1780)
Copyright: byWM